Mattie Schilders (1951, Geertruidenberg) is gefascineerd door IJsland, maar ook door andere lege landschappen op aarde. Met zijn scheppingsgaven en specifieke beeldtaal weet hij zijn eigen landschap te creëren.
Het was geen jeugddroom om schilder te worden, wel een om te scheppen. Dat bracht Mattie via de aanzet tot een opleiding werktuigbouwkunde naar de toenmalige Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven en vervolgens naar de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Die laatste is een typische lerarenopleiding en een docentschap lag dus in het verschiet. Hij werd inderdaad docent, in Oosterhout, en zou dat, gaandeweg wel met steeds minder uren, tot in 2003 blijven. Maar hij zette ook meteen de eerste schreden op het grillige pad van autonoom kunstenaar.
Zoekend om zijn thema te vinden was de eerste aanzet daartoe een reis naar Domburg die hij nog als student maakte. ‘Ik raakte er gefascineerd door de zee, de lucht, het land en het menselijk handelen daarin: de palenrijen om de kracht van de zee te breken.’ Het landschap werd pas echt hét thema na de eerste studiereis die Mattie naar de VS maakte in 1978. De enorme leegheid van Canyonlands National Park in Utah maakte een zodanig overweldigende indruk op hem dat hij meteen wist daar iets mee te moeten doen.
Al snel kwamen de exposities, ‘ik maakte een vliegende start’, zegt Mattie. ‘Daardoor kon ik beschikken over middelen om veel te reizen. Egypte, Wales, Armenië, Rusland en de indrukken die ik daar opdeed vonden hun vertaalslag in mijn werk. Meer exposities volgden, nu ook elders in Nederland en in België. Het leek allemaal voorspoedig te gaan, maar er waren ook momenten van twijfel en tegenslag. Want om je na een eerste succes ook te kunnen handhaven, moet je voortdurend naar vernieuwing streven. Niet in herhalingen vallen, waken voor vanzelfsprekendheid.
Na het project ‘land, lucht, water en vuur’ (catalogus Essent BV 2006) te hebben afgerond, is Mattie Schilders, schilder, tekenaar en fotograaf opnieuw aan het werk gegaan. Hierbij heeft hij zich zoals eerder toegelegd op het schilderkundige onderzoek naar het wezen van het ‘landschappelijke’. De inhoud van de kunst wordt hier vooral gezocht in het mythologische verhaal over groot en klein, micro en macro. Kosmologie en de microwereld lijken hier hand in hand te gaan. Het ‘grootse’ eindeloze landschap wordt afgewisseld door landschappen opgebouwd uit microstructuren. De fantasie geldt hierbij als kompas. Altijd weer terug naar de uitgangspunten van de natuur, op zoek naar de basis. Het is een onderzoek waarmee de schilder zich nu inmiddels ruim dertig jaar bezighoudt.