Jan van der Leest

Jan van der Leest (1907-1971)

Jan van der Leest was autodidact. Zijn enige scholing als kunstenaar waren de jaren dat hij – een schooljongen nog- in het atelier van de Haagseschoolschilder Jacob (Jack) Hamel en diens vader Willem (eveneens kunstschilder) rondhing. Jacob Hamel (Kralingen 1890-1951 Den Haag) was opgeleid aan de Koninklijke Academie in Den Haag en exposeerde in Amsterdam, het Gooi en Den Haag, waar hij lid was van diverse kunstenaarsverenigingen. Hij had enige jaren een atelier op de Veluwe, waar Jan een deel van zijn jeugd doorbracht.

De omstandigheden thuis waren problematisch. Jan was een zogenaamd voorkind, hij droeg dan ook de naam van zijn moeder. Toen de vrouw eenmaal getrouwd was, werden en nog acht kinderen geboren. Jan bleef een buitenbeentje, vond kennelijk een veilige plek in het schildersatelier, maar liep op een gegeven moment weg van huis en raakte aan het zwerven. Via een opvoedingsgesticht kwam hij – eenmaal volwassen – terecht in Buurse bij een kweker.

Dan volgt een reeks van twaalf ambachten dertien ongelukken, waarbij moet worden aangetekend dat ieder het erover eens was dat Jantje (hij was klein van stuk) beslist geen kwaaie jongen was. Hij pakt alles aan, maar heeft gewoon veel pech. De tijd werkt ook niet mee; de crisisjaren eisen hun tol. Gelukkig treft hij een goeie vrouw en in januari 1940 lijkt de toekomst hen eindelijk toe te lachen. Jan krijgt een baan als bankwerker bij Stork en verhuist naar Hengelo. Maar dan breekt de oorlog uit en komt hij binnen de kortste keren thuis te zitten. Om de tijd te doden gaat hij tekenen en prentbriefkaarten naschilderen. Hoe het gezin, met uiteindelijk acht kinderen, het gered heeft, is nauwelijks voor te stellen.

Maar Jan schildert en hij doet dat steeds beter. Hij gebruikt zijn tekeningen en schilderijen als ruilmiddel en leert de plaatselijke schilders kennen. Hij komt in contact met Bob Stork- Daamen, die vanaf 1947 de Storkschilderclub leidt, en met Riemko Holtrop, die een centrale rol speelt in het naoorlogs kunstleven. En in 1954, als de Sociale Dienst van de Gemeente Hengelo de nieuwe wettelijke regeling voor kunstenaars, de zogenaamde Contraprestatieregeling (schilderijen voor uitkering) gaat uitvoeren, zijn het Theo Wolvecamp en Jan van der Leest die in aanmerking komen. De Gemeentelijke collectie kan nu dan ook over 74 kunstwerken van Jan van der Leest beschikken. Ook daarbuiten heeft het werk zijn weg gevonden. Een oproep in de krant bij de voorbereiding van tentoonstelling en boek in 2005 leverde 113 meldingen van tekeningen, grafiek en schilderijen van zijn hand op.

Dat zijn veelal stadsgezichten van pittoreske hoekjes in Hengelo en omgeving. Maar vooral in de omgeving van het station. Jan van der Leest was dol op tunnels, bruggen, spoordijken, emplacementen en treinen. Hij schildert ze, bij voorkeur in de sneeuw. Hij zoekt de sfeer van ruimte, reizen en vrijheid. Hij ging ook regelmatig op zwerftocht. Liftte met de vrachtrijder of met de met veel Hengelose kunstenaars bevriende Bocholtse fotograaf Fritz Pitz, die voor zijn opdrachten vaak naar Parijs moest. Zijn verfbehandelijk is virtuoos en vrij en het was met name Theo Wolvecamp, die zijn bewondering daarvoor niet onder stoelen of banken stak. Zij waren ‘atelierburen’ en wisten elkaar tussen verf en linnen regelmatig te vinden. Jan heeft ongetwijfeld veel van Theo opgestoken over de artistieke dromen en idealen van de moderne schilders en over het kunstenaarsleven in Parijs.

Met name in reacties op tentoonstellingen in Duitsland is het werk gepositioneerd in de traditie van van de Nederlandse 17de eeuwse landschapsschilderkunst. Qua onderwerpkeuze en belangstelling voor atmosfeer is echter ook de wereld van het Franse impressionisme duidelijk aanwezig. Dat is opmerkelijk, aangezien Van der Leest die kunst nauwelijks kende. Wolvecamp vertelde hoe hij met Jan op museumbezoek in Parijs bij een schilderij met een opstomende trein van Monet belandde, Jan was er niet weg te slaan en verzuchtte na geruime tijd: “dit schilderij had ik twintig jaar eerder moeten zien”. Jan van der Leest was een gedreven schilder die zich door niets en niemand van zijn passie liet afhouden. De vanzelfsprekenheid en de overtuiging waarmee hij zijn kunstenaarschap vormgaf, maakte hem, ondanks het grote leeftijdverschil en zijn ‘ouderwetse’ manier van schilderen, een graag geziene collega onder de jonge kunstenaars in de woelige jaren zestig.

Auteur: Drs M.H.(Peggie) Breitbarth-van der Stok

Geen exposities gevonden

IN DE UITLEEN

1517
1517
1481
1481
1058
1058